Duizenden mensen in Wallonië verloren hun huis door de overstromingen. Als de klimaatverandering zo verder gaat, zal ons leefgebied onherroepelijk verloren gaan, schrijft Hendrik Schoukens, lid van de Belmundo stuurgroep. Dit is een opiniestuk uit De Standaard.
De beelden van de mensen die uit angst voor de woeste waterstromen op de daken van hun gammele huizen in Pepinster en Verviers om hulp stonden te roepen, staan op ons netvlies gebrand. De klimaatcrisis blijkt niet langer een ver-van-mijn-bedshow. Maar de vraag rijst of we paradigmashift die nodig is, wel realiseerbaar is binnen onze rechtsorde.
‘De eerste die een stuk grond omheinde, durfde te zeggen “dat is van mij”, en mensen aantrof die onnozel genoeg waren om hem te geloven, was de ware grondlegger van de burgerlijke maatschappij.’ Die weinig fijnzinnige omschrijving van het concept ‘eigendom’ kwam uit de koker van de Franse verlichtingsfilosoof Jean-Jacques Rousseau. Hij gebruikte het als startpunt van zijn virulente kritiek op de steeds groter wordende ongelijkheden in de maatschappij ten tijde van de ontluikende industriële revolutie. Bij Pierre-Joseph Proudhon, een anarchist pur sang en een van de grondleggers van het socialisme, werd dat ‘la propriété c’est le vol’, eigendom is diefstal. Proudhon verzette zich tegen de werkgever die de door de arbeiders geproduceerde meerwaarde in zijn zak stak.
John Locke koos voor een iets minder extreme invalshoek: het eigendomsrecht op grond gaat volgens die liberale filosoof over op degene die de grond bebouwt, doordat die zijn arbeid en de grond met elkaar vermengt. Minder bekend is dat Locke daaraan toevoegde dat dat eigendomsrecht wél voorwaardelijk was. Het gold alleen voor zover er ook voldoende grondstoffen overbleven voor anderen. Niet bij schaarste dus.
Die bijgedachte ging de voorbije eeuwen verloren. De ultraliberale visie op het eigendomsrecht werd een van de juridische fundamenten van de vrijemarkteconomie, die in de loop van de twintigste eeuw ons hele leven begon te domineren. Het recht op privé-eigendom werd erg absolutistisch ingevuld: het omvatte zelfs het recht om de zaak te vernietigen. Het eigendomsrecht zelf was eeuwigdurend en onvernietigbaar.
Nog steeds zijn er amper limieten op het eigendomsrecht. Met lichte tegenzin hebben mensen de voorbije decennia aanvaard dat het milieurecht beperkingen kon opleggen aan wat haast iedereen als een natuurwet aanvaardde: het absolute recht op privé-eigendom. Maar met een stevige financiële vergoeding als voorwaarde. Waar dat toe kan lijden, wordt in Vlaanderen pijnlijk duidelijk: het is nog altijd wachten op die vermaledijde betonstop omdat niemand het geld heeft om de eigenaars van de gronden die onbebouwbaar worden integraal te vergoeden. Het lukt zelfs amper om te voorkomen dat overstromingsgevoelige gebieden bebouwd worden. Idem dito voor het klimaatbeleid: verworven rechten, vergunningen en lopende contracten gaan voor. Zelfs een klimaatnoodtoestand lijkt dat niet te kunnen verhelpen.
Maar de klimaatverandering illustreert dat zowel Rousseau als Locke een punt had. Extreem weer wordt het nieuwe normaal. De duizenden onbewoonbaar verklaarde woningen tonen de andere kant van de klimaatmedaille. De eigendom van – vaak armere – mensen komt in gevaar en wordt vernietigd, omdat we géén rekening houden met het schaarsteargument van Locke. Het broeikaseffect wordt een natuurlijke rem op de onstilbare honger naar fossiele grondstoffen.
Absolute eigendom over de natuur blijkt een fictie die niet langer bestand is tegen het natuurgeweld dat de door de mens veroorzaakte klimaatverandering losweekt. Bovendien brengt onze hang naar eeuwige groei ook de eigendomsrechten van toekomstige generaties in het gedrang. Het lijkt wel alsof de huidige generaties een alleenrecht hebben op bepaalde fossiele brandstoffen, die nochtans niet onuitputbaar zijn. Maar hebben onze kinderen daar dan niet evenzeer recht op? En wat zegt onze gulzigheid over het sociaal contract waarop onze samenleving gestut is? Staat de focus op het ‘eeuwige nu’ een langetermijnbeleid in de weg?
De slinger lijkt terug te slaan. Dat valt op in een aantal recente klimaatzaken. In de Juliana-zaak, die enkele jaren geleden in de Verenigde Staten werd aangespannen tegen de regering-Trump wegens het non-beleid rond klimaat, beriepen enkele tieners zich op hun toekomstige eigendomsrechten als hefboom voor striktere doelen. Het was een juridisch unicum. Ook in de klimaatzaken dichter bij huis sluipt het recht op leven en privé-eigendom binnen. Uit het recente Nederlandse Shell-vonnis bleek dat de vergunningen en contracten van een multinational niet langer een strikter klimaatbeleid verhinderen (DS 27 mei). Zo komt de klassieke visie op eigendomsrecht – als waarborg van de bestaande machtsstructuur – volop in conflict met een meer intergenerationele invulling ervan.
Het is onzeker welke invulling het zal halen. De menselijke diersoort staat ervoor bekend een redelijk koppig en eerder irrationeel wezen te zijn, dat niet snel bereid is conventies te laten varen. Zelfs niet wanneer het water ons letterlijk aan de lippen staat.
Toch lijkt het zinvoller om het eigendomsrecht te reduceren tot zijn natuurlijke essentie. Net als andere diersoorten, heeft ook de mens een natuurlijke drang naar een ‘habitat’. Alleen is het onzinnig dat recht zodanig absoluut in te vullen, dat het recht op habitat van onze nakomelingen daardoor in het gedrang komt. Eigendomsrechten zijn van nature tijdelijk en precair, en ondergeschikt aan het voortbestaan van de soort. De beschavingen die deze realitycheck hebben nagelaten, zijn finaal allemaal ten onder gegaan.
Het zou van hoogmoed getuigen om aan te nemen dat onze vrijemarkteconomie een beter lot zou beschoren zijn. Net daarom moeten we onze rechtsorde durven in vraag te stellen. Of minstens ruimte laten voor andere interpretaties van bestaande wetten. Een nieuwe visie op eigendom vormt een logisch startpunt als we een duurzame juridische bedding voor onze samenleving willen creëren. Eén optie is om onze eigendomsrechten meer in balans te brengen met de eigendomsrechten van toekomstige generaties. Ook is de tijd rijp om na te denken over een erkenning van de eigendomsrechten van andere bedreigde diersoorten op onze planeet, zoals de ijsbeer. Want als de klimaatverandering zo verder gaat, zal het leefgebied van deze soort onherroepelijk verloren gaan. Als we nu niet ingrijpen, zal er straks niet veel eigendom meer over zijn om te omheinen.
Adapt or perish, Darwin wist het al. Nu onze politici en juristen nog.
– Hendrik Schoukens –